ARTIKELEN

Het maken van fouten is een deel van de menselijke natuur

De Profeet ﷺ zei: “Elke zoon van Adam maakt fouten en de beste van hen die fouten maken, zijn zij die berouw tonen.” Hadith – At-Tirmidhi 2499

Dit feit duidelijk in gedachten houdend, zet het de dingen in het goede perspectief. Dus de onderwijzer moet niet verwachten dat mensen perfect of onfeilbaar zijn. Of hen beoordelen op grond van hoe hij denkt dat ze zouden moeten zijn. En dan van mening zijn dat ze hebben gefaald als ze herhaaldelijk een grote fout of vergissing maken. Hij moet op een realistische manier met ze omgaan, gebaseerd op zijn kennis van de menselijke natuur. Die wordt blootgesteld aan onwetendheid, nalatigheid, tekortkomingen, bevliegingen, verlangens en vergeetachtigheid.

Dit feit begrijpen voorkomt dat een onderwijzer zeer geschokt raakt door dit soort plotselinge fouten. En dat zou ertoe kunnen leiden dat hij op een ongeschikte wijze reageert. Dit zal de da’iyah en de onderwijzer die ernaar streeft het goede op te leggen en het slechte te verbieden, eraan herinneren dat ook hij een mens is, die net zo goed dezelfde fout zou kunnen maken.

Op die manier kan hij er op basis van mededogen mee omgaan in plaats van met hardvochtigheid, omdat het fundamentele doel is om te veranderen, en niet om te straffen.

Maar op hetzelfde moment betekent dit niet dat we mensen die fouten maken met rust moeten laten. Of dat we verontschuldigingen moeten zoeken voor de mensen die zondigen, op basis van het feit dat ze slechts mens zijn, of nog jong. Of omdat deze tijd vol van verleidingen is, enzovoorts.

We moeten deze handelingen aan de kaak stellen en de mensen ter verantwoording roepen, maar tegelijkertijd moeten we hun handelingen volgens de Islam beschouwen.

Zeggen dat iemand fout zit, moet gebaseerd zijn op de Sjari’ah, op bewijs en goed begrip. Niet op onwetendheid en het feit dat het iemand simpelweg niet aanstaat.

Mohammed Ibn al-Moenkadir vertelde dat Djabir bad terwijl hij alleen een izar (onderkleding die rond het middel gebonden wordt) droeg, die hij op zijn rug vastgemaakt had. (De reden hiervoor is dat zij geen broeken hadden en zij droegen hun izar op hun rug vastgemaakt omdat dit meer bedekte wanneer zij roekoe’ en soedjoed deden). En zijn andere kleding hing op een kledinghaak. Iemand zei tegen hem: “Bid jij met alleen één kledingstuk aan?” Hij zei: “Ik deed het alleen zodat een dwaas persoon als jij me zou zien. Wie onder ons had twee kledingstukken in de tijd van de Boodschapper van Allah?

Ibn Hadjar zei: “Met dwaas bedoelt men hier ‘onwetend’. De bedoeling was hier om uit te leggen dat het is toegestaan om met één kledingstuk te bidden hoewel het dragen van twee kledingstukken de voorkeur heeft.

Het is alsof hij wilde zeggen ‘Ik deed het expres zodat iemand die het niet wist mij kon nadoen of mij kon berispen zodat ik hem kon vertellen dat het is toegestaan.’

De reden dat zijn antwoord zo hard was, was dat hij hun kon leren de geleerden niet te berispen. En om hen aan te moedigen zelf Sjari’ah-zaken te onderzoeken.

Door: Muhammad Salih Al Munajjid

Plaats een reactie